De vervoeging van werkwoorden in voltooide deelwoorden is iets moeilijker; geen nood, we doorlopen dit stapsgewijs.

 

We maken eerst een onderscheid tussen de zwakke en de sterke werkwoorden.

 

1. Zwakke werkwoorden

Wanneer t of d? Dat kun je onthouden met de regel van 't kofschip

 

De meeste werkwoorden horen bij de groep zwakke werkwoorden. Hierbij is het voltooid deelwoord meestal opgebouwd uit ge + STAM+ t of d.

 

ge + ik-vorm + t

 

  • pletten - (ik plette) - ik heb geplet *
  • pakken - (ik pakte) - ik heb gepakt
  • boffen - (ik bofte) - ik heb geboft
  • missen - (ik miste) - ik heb gemist
  • pochen - (ik pochte) - ik heb gepocht
  • stappen - (ik stapte) - ik heb gestapt
  • faxen - (ik faxte) - ik heb gefaxt

 

Waarom gefaxt? Bij de regel van het ' tkofschip ' dien je te horen of de stam eindigt op één van deze medeklinkers. Bij 'faxen' hoor je 's' (faks) dus + t.

* Je ziet bij pletten: als de ik-vorm al op een t eindigt, krijgt het voltooid deelwoord er geen extra t bij.

 

 

ge + STAM + d

 

  • tobben - (ik tobde) - ik heb getobd
  • branden - (ik brandde) - ik heb gebrand *
  • leggen - (ik legde) - ik heb gelegd
  • maaien - (ik maaide) - ik heb gemaaid
  • halen - (ik haalde) - ik heb gehaald
  • noemen - (ik noemde) - ik heb genoemd
  • lenen - (ik leende) - ik heb geleend
  • roeren - (ik roerde) - ik heb geroerd
  • schaven - (ik schaafde) - ik heb geschaafd *
  • duwen - (ik duwde) - ik heb geduwd
  • reizen - (ik reisde) - ik heb gereisd *

 

* Je ziet bij branden: als de ik-vorm al op een d eindigt, krijgt het voltooid deelwoord er geen extra d bij.

* Je ziet bij schaven: ook al eindigt de ik-vorm op een f, het voltooid deelwoord wordt toch met een d geschreven ( je hoort schaaV )

* Je ziet bij reizen: ook al eindigt de ik-vorm op een s, het voltooid deelwoord wordt toch met een d geschreven.  ( je hoort reiZ )

 

Oefenen! ( vergeet je schermafbeelding niet )

 

Rubriek '5.1 Oefening VD ':

Oefening voltooide en onvoltooide deelwoorden (niveau 3/4 havo/vwo, 3F) - CambiumNed

 

 

Rubriek '5.2 Oefening VD ':

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-persoonsvormen-en-voltooide-deelwoorden/

 

2. Sterke werkwoorden

Hier is de regel meestal : ge+(stam)+en

 

Roepen  - riep - geroepen

lopen - liep - gelopen

geven - gaf - gegeven

 

 

 

3. Uitzonderingen

 

Geen regels zonder uitzonderingen, de Nederlandse taal!

 

Soms heeft een voltooid deelwoord geen 'ge' ( prefix ) als begin ( tenzij het al begint met een 'ge' zoals gebeuren ).

Meestal beginnen deze werkwoorden met :

- ver : veranderen / verdraaien

- ont : ontsnappen / ontglippen

- be : berechten / bereiden

- .....

 

Een hele lijst vind je hier terug :

 

https://nl.wiktionary.org/wiki/Categorie:Scheidbaar_werkwoord_in_het_Nederlands

 

 

We noemen deze werkwoorden : ONSCHEIDBARE WERKWOORDEN : zij krijgen als voltooid deelwoord geen 'ge '.

 

Dit is veranderd ( en niet geveranderd )

Hij is ontsnapt ( en niet geontsnapt )

 

Het volgende probleem stelt zich vervolgens: de tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord lijken erg op elkaar, wanneer weet je dan dat je te maken hebt met welke tijd?

Heel simpel : indien één van de hulpwerkwoorden 'hebben, zijn en worden ' het werkwoord vergezeld heb je te maken met een voltooid deelwoord.

 

Zoiets gebeurt vaak ( TT )

Zoiets is vaak gebeurd ( VD )

 

Ik bereid het eten. ( TT )

Ik heb het eten bereid ( VD )

 

Hij ontglipt mij  (TT)

Hij is mij ontglipt ( VD )

 

Een andere uitzondering : de scheidbare werkwoorden

 

Weet je nog wat scheidbare werkwoorden zijn?

Zoek eventjes op en omschrijf met je eigen woorden in '5.6 Scheidbare werkwoorden ', vergeet eveneens niet de link te kopiëren.

 

We nemen het voorbeeld ' overdrijven '.

 

Dit werkwoord kan scheidbaar of onscheidbaar zijn. Hoe weet je dat? Je zoekt uit waar de klemtoon ligt.

 

ONDERgaan : dit betekent ' de zon gaat onder ' 

Je ziet : scheidbaar : ' gaat ' en ' onder '

Voltooid deelwoord : de zon is ondergegaan

 

onderGAAN : je ondergaat iets, je bent niet betrokken

Niet scheidbaar : Jan heeft dat ondergaan

 

Conclusie :

bij scheidbare werkwoorden ligt de klemtoon op het eerste deel en gebruik je 'ge'

bij niet- scheidbare werkwoorden ligt de klemtoon op het tweede deel en gebruik je geen 'ge'

 

Een ander voorbeeldje :

 

OVERdrijven ( de wolken drijven over)

De wolken zijn overgedreven ( want scheidbaar en klemtoon op eerste deel )

overDRIJVEN ( iets teveel benadrukken) ( Jan overdrijft! )

Jan heeft overdreven ( want  niet scheidbaar en klemtoon op eerste deel )

 

Oefenen !

 

Rubriek '5.7 Uitzonderingen '

 

Maak op dezelfde manier als hierboven een oefening met de volgende werkwoorden:

 

AANHAKEN

DOORKOKEN

 

Geef eveneens de verschillende betekenissen weer.

 

 

Gaan we naar het volgende tabblad?